Onbegrip begrepen
40 Taalfilosofische gesprekken over communicatie
Taal als grens (II)
Waarin nogmaals wordt gekeken naar taal als grens en de voorlopige conclusie lijkt te zijn dat taal een non-dualiteit opheft en een zekere distantie oproept ten opzichte van de werkelijkheid.
- Wat ik aan het vorige gesprek overhoud, is de gedachte dat taal altijd een grens aanbrengt: tussen de ‘ik’ die spreekt en datgene waarover gesproken wordt. Je staat dus altijd op een of andere manier ‘buiten’ datgene waarover je het hebt. Taal brengt dus altijd een scheiding aan, en dat zou dan een reden kunnen zijn dat taal niet zo geschikt is voor ‘echte communicatie’. Misschien kun je nog iets meer vertellen over die scheiding?
- Ik heb nog een ander citaat dat daarover iets zegt. De scheiding door taal vinden we ook terug bij Aldous Huxley in zijn roman The Genius and the Goddess:
- Language separates in idea what in actual fact is always inseparable. It separates and at the same time it evaluates (...) But the nature of language is that we can’t help judging. What we need is another set of words. Words that can express the natural togetherness of things.
- Aldous Huxley, The Genius and the Goddess, 1955:53
- En hoe lost Huxley dat dan op? Bestaan er woorden voor die ‘natuurlijk eenheid van de dingen’? Hoe ziet Huxley dan die ‘taal zonder grens’?
- Huxley stelt nieuwe woorden voor. Bijvoorbeeld dermatocharity, waarmee je de eenheid van liefde en streling kunt uitdrukken, of de eenheid van streling en troost. Of viscerosophy, waarmee dan de eenheid zou zijn aangegeven tussen een lichamelijk ‘onderbuikgevoel’ en een ‘beschouwend, filosoferend standpunt’.
- Maar dat zijn niet echt nieuwe woorden, hooguit nieuwe samenstellingen van bestáánde woorden.
- Je hebt gelijk. En ook al zouden het nieuwe woorden zijn, dan nog: ze hebben geen ingang gevonden in de taal. En ook al zouden ze dat wel hebben gedaan, dan drukken deze woorden toch een waarneming uit, waarmee wij ons als taalgebruikers tegelijkertijd ook ergens buiten plaatsen, namelijk buiten datgene wat we waarnemen of ervaren. Huxley bevestigt hiermee dus wat we al dachten.
- Bestaat dat dan eigenlijk wel, zo’n situatie dat je het idee hebt dat je communiceert zonder een grens of een scheiding?
- Jawel. Dan moet je bijvoorbeeld denken aan een situatie dat jij samen met een ander ergens zo in opgaat (let op de uitdrukking opgaan in dus je ‘ik’ verliezen?) dat je kunt zeggen dat je de tijd vergeten bent en dat je je niet bewust bent van je omgeving. Die eenheid bestaat dus als het ware buiten ‘tijd’ en ‘plaats’. Wel kunnen we zo’n eenheid aanduiden in taal, bijvoorbeeld met het woord flow. Maar in de eenheidservaring zélf is taal afwezig. In het liefdesspel kun je uitroepen: ‘Wat ben je lief!’ Samen onder een sterrenhemel wandelend kun je uitroepen: ‘Wat mooi!’ Maar met ‘aah’ en ‘ooh’ wordt dan hetzelfde uitgedrukt. En ook als je zegt ‘Ik zit in een flow’, plaats je jezelf als beschrijvend ‘ik’ weer buiten die flow.
- Oké, dus ik moet maar aannemen dat de taal zélf ervoor zorgt dat ik me ergens buiten plaats, en dat ik daarom in taal niet echt kan communiceren, maar alleen maar iets kan benoemen in de hoop dat het overkomt bij de ander.
- Ja, en dat kunnen we natuurlijk ook communicatie noemen, wanneer die benoeming bij de ander ook werkelijk oproept wat we bedoelen. Maar daarover kunnen we misschien spreken als jij later jouw voorbeelden van miscommunicatie geeft, want die verzamel je nog steeds toch?
- Ik heb nog wel een vraag. Als dat zo is, als taal een grens is, als taal dualiteit oproept, wat is dan die dualiteit? En als die vraag te groot is, kun je dan iets zeggen over de grens zelf, hoe die eruitziet, of concreter, waar die grens ligt?
- Ik weet het niet. Ik heb wel een tot nadenken stemmend citaat van de filosoof Coen Simon. Hij schrijft in een essay in dagblad Trouw over de verbinding tussen geest en lichaam, en zegt dan het volgende:
- Hoe een verbinding tussen lichaam en geest eruit moet zien kan natuurlijk niemand bedenken. (...) Wie er een momentje over nadenkt, van welk ‘spul’ er tussen lichaam en geest zou moeten zitten, komt er gauw genoeg achter dat de overgang van lichaam en geest gemaakt is van taal.
- Coen Simon, ‘Liefde bestaat echt, als illusie’. In: Trouw, 11 december 2010
- Het gaat dus om een niet nader te omschrijven ‘spul’, en dat ‘spul’ is dan de taal?! Bedoelt hij dan ook: ‘Communicatie bestaat echt, als illusie’?
- Mooi gevonden. Maar misschien kúnnen we er ook niet verder over nadenken. Misschien moeten we er genoegen mee nemen dat taal altijd een non-dualiteit opheft, en dat taal vaak een zekere distantie oproept ten opzichte van de werkelijkheid.
- En dat kan dan niet anders?
- Misschien wel in muziek. Maar het wezen van de taal verander je niet, net zomin als je het wezen van de mens verandert. Want de mens is pas mens via taal. Door de taal blijft dus de mens een buitenstaander in de eigen werkelijkheid.
- Dit is toch op zijn best ‘diepzinnig gestamel’. Het blijft moeilijk te bevatten.
- Ik kan je alleen maar gelijk geven. Het is moeilijk te bevatten. Want bevatten doe je ook al in taal.
- Dus verder komen we niet?
- Nee, ook Coen Simon zegt direct na dit citaat: ‘Dichterbij dan dat komen we niet.’ Tijd voor een wat lichter onderwerp.