Onbegrip begrepen
40 Taalfilosofische gesprekken over communicatie
Wat bedoel je?
Waarin de meningen uiteenlopen over wat vriendinnen tegen elkaar kunnen zeggen, een belediging in een klein hoekje zit en de taalfilosofische gesprekspartners het maar niet eens worden.
- De vorige keer kwamen we erop uit dat eenzelfde uiting, afhankelijk van de situatie, verschillende bedoelingen kan hebben. En nu ga jij voor het laatst nog een paar voorbeelden inbrengen?
- Zeker! Ik maakte een gesprek mee tussen twee vriendinnen A en B, en een klasgenote C. Het ging ongeveer zo:
- A Goh, leuke oorbellen zeg!
- B Dank je, ze waren supergoedkoop trouwens.
- A Ja, dat zie je ook wel een beetje van dichtbij.
- C Ze zijn wel mooi hoor!
- A raakt later in gesprek met C, en die zegt dan:
- C Ik dacht dat jullie goede vriendinnen waren.
- A Zijn we ook.
- C Maar je beledigt haar met haar oorbellen!
- A Hoezo?
- C Nou, als vriendin zeg je toch niet dat die oorbellen goedkoop zijn.
- A Hè! Nee, ik bedoelde juist dat wij dat samen wel weten!
- Hier zie je mooi dat een bepaalde bedoeling een heel ander effect kan hebben, net zoals in ons vorige gesprek dat een advies kan worden opgevat als betutteling. In dit voorbeeld bedoelt A iets vriendelijks te zeggen en C vat dat op als belediging.
- Maar hoe kan het dan dat zo’n bedoeling niet overkomt?
- Ja, nu wordt het echt ingewikkeld. Kennelijk bestaat er verschil van mening over wat je in een bepaalde situatie wel of niet kunt zeggen. C vindt blijkbaar dat je in zo’n situatie juist iets moet zeggen als: ‘Nou dat zie je eigenlijk niet hoor.’ Gewoon omdat je als vriendinnen elkaar dan ook een beetje gerust moet stellen, of dat je moet zeggen dat iets toch niet zo erg is als het lijkt. Maar A vindt kennelijk dat juist vriendinnen dit wel tegen elkaar moeten kunnen zeggen.
- Dus je bedoelt dat er in communicatie ook normen bestaan voor wat je wel en niet zegt in een bepaalde situatie.
- Precies! Zullen we nog één voorbeeld doen?
- Dan kies ik nu een voorbeeld. Het is een gesprekje waarin het bijna op ruzie uitliep. Weer gaat het om een autotocht, en weer gaat het over tanken, net als een voorbeeld dat ik gaf in een van onze eerste gesprekken:
- A Vind je niet dat we moeten tanken?
- B Nee, denk ik niet. We halen het makkelijk. En ik tank liever bij ons eigen tankstation.
- Enige tijd later, en steeds steelse blikken op de meter:
- A Ik vind toch dat we echt moeten tanken.
- B Hoezo! We redden het echt, ruim!
- Even later:
- A Hier komt een tankstation. Doe nou maar even.
- B Waarom vertrouw je me niet! Ik rij toch.
- De stilte wordt zwaarder, en uiteindelijk tankt B zonder commentaar. Het gesprek daarna ging zo:
- A Nou, je hoeft niet zo stug te blijven doen.
- B Waarom vertrouw je me niet? De tank was inderdaad nog lang niet leeg.
- A Dat bedoel ik niet. Ik raak gewoon wat panisch als de tank niet meer zo vol zit.
- En nu ben ik benieuwd wat jij nog kunt zeggen over verschillen in bedoeling. B raakte gewoon beledigd omdat A haar kennelijk niet vertrouwt.
- Ja, maar het is nog maar de vraag of A de bedoeling heeft om te beledigen. Misschien bedoelt zij alleen uiting te geven aan opkomende paniek. En die paniek kan kennelijk niet worden ingedamd met een oproep tot vertrouwen.
- Maar dan is er toch veel meer aan de hand dan alleen de bedoeling van de uiting? En bovendien, wel of niet tanken brengt nog geen duidelijkheid in de communicatie.
- Dat klopt. Maar ook in dit voorbeeld kun je zien dat verstoorde communicatie misschien kan worden opgelost door vragen als ‘Waarom zeg je dit?’ of ‘Wat bedoel je precies?’ Dan was sneller duidelijk geworden dat ‘een uiting van paniek’ als ‘belediging’ kan worden opgevat. En dan zijn we toch weer terug bij verschillen in bedoeling.
- Wat zeg je eigenlijk over ons hoofdthema, dat taal niet zo geschikt is voor communicatie?
- Ik zeg dat het eigenlijk wel meevalt, als je naar de taal kijkt. Want ook in dit voorbeeld gaat het over bedoelingen in communicatie.
- Dat het om bedoelingen gaat, pleit de taal toch nog niet vrij? Als de taal de bedoeling nou wat beter zou weergeven ... Jij vindt dat er niet zo veel aan de hand is met de taal. En ik blijf maar zeggen dat taal niet zo geschikt is voor communicatie. Hoe nu verder?